Beleidsplan Hoogbegaafdheid
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid
|
Inhoudsopgave
Het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid
Procedure van de diagnostiek volgens de DHH
Procedure voor leerlingbegeleiding
Procedure en tijdpad kinderen uit groep 1 die halverwege het schooljaar naar groep 2 gaan
Procedure en tijdpad kinderen uit groep 2 die halverwege het schooljaar naar groep 3 gaan
Procedure en tijdpad groep 3 t/m 7
Uitvoering, verslaglegging en evaluatie
Bijlage 1: doelen en vaardighedenlijst
Bijlage 2: protocol werkgroepen
Kwaliteitskaart begaafde leerlingen
Visie van de Duinroos
Het lesgeven is de kern van ons werk. We streven er naar dat kinderen zich veilig voelen en met plezier naar school gaan en zich naar vermogen ontwikkelen. Onze school besteedt veel aandacht aan de zorg en begeleiding van de leerlingen. Ten aanzien van effectief onderwijs zoeken we naar een goede balans tussen de aandacht voor de cognitieve, de sociaal/emotionele en de creatieve ontwikkeling van de kinderen. De leerkrachten hebben hoge verwachtingen van de leerlingen en laten dat merken. De leraren werken handelings- en opbrengstgericht. De leerkrachten zorgen voor een ordelijk en gestructureerd klimaat dat geschikt is voor leren en onderwijzen. De leerkrachten werken met moderne lesmethoden. Zo nodig passen zij hun onderwijs aan gelet op de behoeften van een kind, een groepje of de groep als geheel.
Visie op meer- en hoogbegaafden leerlingen/ pedagogische grondhouding
Het doel van het opstellen van een beleidsplan is er om er voor te zorgen dat elk kind die begeleiding krijgt waarbij een doorgaande lijn kan worden gewaarborgd. Het ontwerp van het plan is teamgestuurd.
Doelgroep
Het beleidsplan richt zich op de meer- en hoogbegaafden leerlingen van onze school.
We spreken over meer- en hoogbegaafde leerlingen als de leerling op school uitzonderlijke prestaties levert of in staat moet worden geacht om uitzonderlijke prestaties te leveren. Daarbij gaan we uit van de 10% best presterende leerlingpopulatie binnen onze school. Het betreft leerlingen uit de groepen 1 t/m 8. Gekeken wordt naar drie domeinen: taal, rekenen en begrijpend lezen. Per domein wordt er bepaald wie in de 10% valt. Ook de kinderen die zich op één domein buitengewoon bijzonder ontwikkelen, hebben behoefte aan een meer uitdagend onderwijsaanbod.
Een intelligentietest is niet het uitgangspunt of leidend om tot de doelgroep te behoren. Door voor 10% van de leerlingpopulatie te kiezen, heeft het beleid betrekking op een grotere groep leerlingen. De meer- of hoogbegaafde leerling heeft betere integratiemogelijkheden binnen de groep, de kans dat de leerling geïsoleerd wordt in leerstofaanbod is klein.
We hebben gekozen voor de term meer- en hoogbegaafden en niet over talent of ontwikkelingsvoorsprong, ook bij kleuters, omdat eenduidige terminologie het meest werkbaar is.
Doelen:
Onze school wil meer- en hoogbegaafde leerlingen een passend en gestructureerd onderwijsaanbod bieden. Dit geldt zowel in onderwijsinhoudelijk als in pedagogisch-didactisch opzicht. Concreet houdt dit in:
· Dat het onderwijs voor meer- en hoogbegaafde leerlingen gericht is op een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. De persoonlijkheidskenmerken en de omgeving bepalen mee of de hoogbegaafdheid tot uiting komt.(multifactorenmodel Renzulli & Mönks/ Heller en Zieger)
· Dat de wijze van signalering en de diagnose zorgvuldig en transparant geschiedt.
· Dat voor deze leerlingen in het groepsplan de aanpak wordt beschreven.
· Dat indien de onderwijsbehoeften van de leerling te veel afwijken van de beschrijvingen in het groepsplan een individueel handelingsplan wordt opgesteld.
· Dat voor deze leerlingen in het individueel handelingsplan zowel onderwijsinhoudelijke als pedagogisch-didactische voorzieningen worden geformuleerd.
· Dat een aanbod van compacting, verrijking en verbreding op een planmatige en heldere wijze wordt aangeboden.
· Dat het aanbod van compacting, verrijking en verbreding gehanteerd wordt als middel om de evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling te bevorderen.
· Dat de leerkrachten van onze school voldoende geïnformeerd zijn over de behoeften van meer en hoogbegaafde leerlingen en bereid zijn in deze behoeften te voorzien.
Signaleren
De signaleringsfase kan op verschillende manieren plaatsvinden:
· Door de leerling zelf
· Door de ouders
· Door de eigen leerkracht
· Door een andere leerkracht
· Door een medeleerling
· Door anderen binnen de school
· Door anderen buiten de school
Wij vinden het belangrijk om meer of hoogbegaafde leerlingen zo vroeg mogelijk te signaleren, de nadruk van de signalering ligt dan ook op groep 1-2. Door leerlingen in een vroegtijdig stadium op te sporen kan er vanaf het begin worden ingespeeld op de mogelijkheden van deze leerlingen en kunnen problemen zoveel mogelijk voorkomen worden.
Bij aanmelding van een nieuwe leerling wordt er door de ouders een vragenlijst ingevuld waarin ook gevraagd wordt naar een eventuele voorsprong in de ontwikkeling van de leerling. Tevens vindt er een intakegesprek met de ouders en kind plaats voordat het kind op school start. De leerkracht is alert op de signalen van de ouders, reageert adequaat en vraagt door.
Eventueel opvallende resultaten worden in een zorgoverleg besproken. De IB’er gaat na of het diagnosetraject voor de betreffende leerling gewenst is. Dit geldt voor de 4-jarigen die voor het eerst op school komen, maar ook voor ‘zij-instromers’.
Om zekerheid te krijgen over het niveau van de intelligentie van een leerling kan een intelligentieonderzoek worden afgenomen. De uitslag van het onderzoek wordt met betrokkenen besproken en er worden vervolgstappen ondernomen. Financieel is voor school niet haalbaar om dat bij elke leerling waarbij vermoedens zijn van meer-of hoogbegaafdheid te laten doen.
Er kan echter op school wel onderzoek gedaan worden. Er volgt dan geen IQ aanwijzing, maar er kan wel vastgesteld worden dat een kind op begaafd niveau functioneert.
Wij hebben ervoor gekozen om met het Digitale Handelingsprotocol voor Hoogbegaafden van E. van Gerven en S. Drent te werken. Dit is een interactief instrument dat de leerkracht (IB en ouders) ondersteunt bij de begeleiding van meer- en hoogbegaafde leerlingen. Voor de praktijk gaat het er veelal om of er aanpassingen nodig zijn in het leerstofaanbod en begeleiding van de leerling. Het Digitaal Handelingsprotocol geeft antwoord op deze vragen.
Dit instrument zal ingezet worden bij leerlingen van wie op grond van de signalering wordt vermoed dat zij begaafd zijn, maar waarover onvoldoende informatie is. Daarbij valt te denken aan onbegrip over de houding of motivatie van een kind, twijfels over het didactisch niveau, verschil in inzicht tussen ouders en school over het beeld van de leerling.
Het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid
De leerkracht en ouders vullen de signaleringslijst van het Digitaal Handelingsprotocol
Hoogbegaafdheid in en beschrijven in 5 à 10 regels hun algemene indruk van het kind. Indien er al voldoende duidelijk is dat een leerling meer-of hoogbegaafd is, bijvoorbeeld door een eerder afgenomen IQ onderzoek, wordt direct overgegaan tot de module diagnostiek.
· Bij vermoedens van mogelijke meer of hoogbegaafdheid en/of onvoldoende of tegenstrijdige gegevens gaan we verder met de procedure voor diagnostiek. In dit geval wordt er in overleg met de leerkracht, ouders, IB’er (en kind) een vervolgtraject gestart en doorgesproken .
· Indien er niet voldoende kenmerken zijn die kunnen wijzen op meer of hoogbegaafdheid stopt het traject. De leerkracht en de intern begeleider bespreken dit en communiceren dit met de ouders.
Onderpresteerders signaleren wij door:
a. Hogere Cito-scores dan verwacht gezien de prestaties in de klas.
b. NSCCT in groep 4 en groep 6
c. Vermoeden van ouders, leerkracht, Intern Begeleider (IB-er)
Procedure van de diagnostiek volgens de DHH
In deze fase wordt er verder onderzoek gedaan naar het werkgedrag, de sociaal- emotionele ontwikkeling, de begaafdheid en de schoolvorderingen.
I. Verzamelen van gegevens
a. Zowel ouders als de leerkracht vullen de uitgebreide vragenlijst in (DHH).
b. Doortoetsen vormt bij het verder onderzoeken een vast onderdeel van het
diagnostisch proces. Met het doortoetsen kan bepaald worden wat het huidige didactische niveau van de leerling is en op welke vakgebieden de leerling een ontwikkelingsvoorsprong heeft. Bij deze vakgebieden worden de methodetoetsen vooraf getoetst. Naar aanleiding van deze resultaten wordt bepaald welke onderdelen van de lesstof gecompact kunnen worden.
c. Vanaf groep 5 vult de leerling zelf ook een vragenlijst in. Het leerling gesprek is voor alle groepen vast onderdeel van de diagnostiek.
II. Al deze gegevens worden door de leerkracht en IB‘er ingevoerd in het DHH. Hiervoor is
toestemming van de ouders nodig.
III. Hieruit komt een voorlopige conclusie. De leerkracht en IB’er bespreken dit met de ouders en vanaf groep 5 met de leerling erbij.
Naar aanleiding van dit gesprek komt er een definitieve conclusie en zal het eindverslag
worden geschreven door de leerkracht/IB’er. Dit eindverslag wordt opgeslagen in Parnassys.
IV Met de resultaten uit de DHH wordt het leerdoel van de leerling bepaalt. Dit leerdoel wordt uitgewerkt in het handelingsplan van de DHH. Dit leerdoel ondersteunt en stimuleert de leerling in het ‘leren leren’ en zijn persoonlijkheidsontwikkeling.
V. Wanneer in de verdere schoolloopbaan opnieuw signalen vanuit ouders, school of leerlingen opgevangen worden van motivatieproblemen of gebrekkige werk- en leerstrategieën, dan kan de DHH opnieuw ingezet worden.
Externe deskundigheid wordt ingeschakeld bij (na inzet digitaal handelingsprotocol
hoogbegaafdheid):
• het vermoeden dat er naast (hoog)begaafdheid sprake is van leerproblemen
• er naast mogelijke (hoog)begaafdheid sprake is van gedragsproblemen
• er een verschil van inzicht bestaat tussen de school en ouders
Als er een extern onderzoek(en) plaatsvindt op advies van de school zijn de kosten hiervan voor de
school. In het geval dat de ouders zelf extern onderzoek wensen, maar de school hiervan geen
meerwaarde ziet, zijn de kosten voor de ouders.
In beide gevallen wordt er zorgvuldig en serieus met de adviezen voortvloeiend uit het onderzoek
omgegaan. Binnen de mogelijkheden van onze school kijken we welke ondersteuning we de leerling kunnen bieden.
Procedure voor leerlingbegeleiding
Compacten en verrijken
Leerlingen die gedurende langere periode hoge scores behalen op de methode- en niet-methodegebonden toetsen, niet genoeg uitdaging vinden in de reguliere stof, weinig behoefte hebben aan instructie, oefen- en herhalingsstof komen in aanmerking voor het compacten en verrijken van de leerstof. De DHH geeft richtlijnen voor het indelen van de leerling in de eerste of tweede leerlijn.
Bij het compacten wordt een groot deel van de oefen- en herhalingsstof geschrapt. Het besluit voor een aangepast programma wordt altijd in samenspraak met ouders, leerkracht en LZT genomen.
Belangrijk is dat bij het compacten gelet wordt op:
· Belangrijke stappen in het leerproces worden aangereikt.
· Belangrijke leerstrategieën en werkwijzen worden besproken.
· Activiteiten zijn op tempo.
· Er is aandacht voor automatisering.
· De leerling wordt meegenomen bij de introductie van een nieuw thema.
Door compacten en een voldoende hoog werktempo kunnen de leerlingen tijd “overhouden” voor zelfstandig leren. De leerlingen krijgen naast de gewone gecompacte lesstof daarom ook verrijkingsstof aangeboden. Het kenmerk van verrijkingsonderwijs is dat het een wezenlijk ander leerstofaanbod betreft, waar kinderen daadwerkelijk iets van leren. Door de zone van de naaste ontwikkeling aan te spreken, wordt het ‘leren leren’ en de daarbij behorende executieve functies ontwikkeld. Hierdoor wordt de leerling ondersteund en gestimuleerd in zijn persoonlijkheidsontwikkeling.
Het persoonlijke leerdoel van de leerling wordt met leerkracht, ouders en leerling vastgesteld. Voor het opstellen van het persoonlijk leerdoel kan gebruik maken van de domeinen leren leren, leren denken en leren voor het leven (Doelen en Vaardigheden Lijst J. te Boekhorst-Reuver, SLO 2010; zie bijlage). Ook de DHH geeft suggesties voor de leerlingbegeleiding bij het onderdeel pedagogische handelingssuggesties. Zowel in de klas als buiten de klas in de werkgroep wordt gewerkt aan het persoonlijk leerdoel.
· In de groepen 1-2 werken de kleuters met uitdagende materialen (onder andere uit de slimme kleuterkist) en worden de mindopdrachtkaarten of denksleutels ingezet. Vooraf wordt het leerdoel voor de leerling bepaald en aan de hand daarvan worden de materialen gekozen.
De leerkracht heeft in het lokaal hoeken waarin veel gewerkt kan worden met letters, woorden, teksten, cijfers en letters. Aan het begin van groep 2 kan de leerling meedoen aan de voorschotbenadering. Vanaf januari wordt in het letterboekje gewerkt.
· Het compacten en verrijken voor rekenen / taal / technisch en begrijpend lezen is vanaf groep 3 structureel geregeld. Door middel van vooruit toetsen wordt de aangeboden lesstof aangepast. Goede lezers volgen het zon-programma of de estafetteloper. Goede rekenaars volgen de drie ster sommen en werken in het pluswerkboek. Ook is er vanaf groep 4 de mogelijkheid om de lessen van Nieuwsbegrip in de volgende groep te volgen en worden er verschillende uitdagende materialen ingezet.
· Vanaf groep 5/ 6 kan de leerling deelnemen aan een werkgroep buiten de groep. Dit is afhankelijk van het aantal beschikbare begeleiders per schooljaar. De leerling kan kiezen uit thema’s als wiskunde, natuurverschijnselen, spaans, cultuur enz. In de werkgroep kan groepsoverstijgend gewerkt worden aan een bepaald thema en staan de leergebied overstijgende leerdoelen centraal.
Wat betreft de verrijkingsstof zijn de volgende afspraken gemaakt:
· De leerkracht organiseert vaste momenten waarbinnen de leerling planmatig kan werken aan de verrijkingsstof en zorgt er structureel voor dat de leerling twee keer per week tien minuten een instructiemoment heeft. Deze momenten worden opgenomen in de weekplanning.
De leerlingen van de werkgroep kunnen een keer per week of een keer per twee weken met vragen bij de begeleider terecht over het zelfgekozen thema, daarnaast wordt de stof voor de komende week (weken) besproken.
· De kinderen van de werkgroep maken de toetsen die in het werkboek worden aangeboden tijdens de begeleidingsmomenten . Daarnaast worden de leerlingen van de werkgroep gestimuleerd om een presentatie in de klas te geven over het gekozen thema, om zo een koppeling met de groep tot stand te brengen. De leerkracht/begeleider bekijkt het gemaakte werk en beoordeelt zowel het product als het proces met een normering (matig, voldoende, goed). Daarin wordt het persoonlijke leerdoel van de leerling meegenomen.
· Over de normering van het huiswerk, de toetsen en de inzet van de leerling wordt een gemiddelde berekend. Dit komt op het rapport bij de opmerkingen.
Vervroegde doorstroming
In de wet op het onderwijstoezicht wordt gesteld dat het onderwijs afgestemd moet worden op de voortgang in de ontwikkeling van het kind. Bij zorgleerlingen, dus kinderen waarvoor een meer specifieke ondersteuning nodig is, moet systematisch gewerkt worden aan die aspecten van de ontwikkeling die achter blijven. Een van de mogelijke oplossingen voor meer of hoogbegaafden leerlingen kan gezocht worden in groepsversnelling.
Na de fase van diagnostiek wordt voor een aantal leerlingen het adviestraject vervroegde doorstroming van het DHH doorlopen. Voor deze leerlingen moet de volledige diagnostiekfase zijn afgerond, inclusief het doortoetsen.
Uitgangspunten zijn:
– Versnelling moet geschieden op basis van zorgvuldige afweging;
– Versnelling is de verantwoordelijkheid van het LZT;
– Voorafgaande aan de versnelling is er sprake geweest van nadrukkelijke extra ondersteuning, welke is beschreven in het groepsplan of individueel hulpplan;
– Versnellen heeft alleen zin als we verwachten dat het een kind helpt te kunnen groeien in zijn of haar ontwikkeling;
– Na overleg met ouders, beslist de school over de plaatsing van leerlingen in de groepen.
– De beslissing om een kind te laten versnellen is de verantwoordelijkheid van het LZT en kan eenmaal toegepast worden gedurende de schoolloopbaan van een kind
– Versnellen wordt spaarzaam en liefst zo jong mogelijk toegepast, omdat:
o het zelfvertrouwen geschaad kan worden;
o de inhoud van het onderwijsaanbod niet aan zou kunnen sluiten op de ontwikkeling van het kind;
o het negatieve gevolgen kan hebben voor het sociaal welbevinden van het kind;
– Versnellingen kunnen voorkomen door de hele school. Het gaat vaak om kinderen in groep 1 en 2 die de basisvaardigheden die nodig zijn voor het leren lezen, schrijven en rekenen al beheersen. En om kinderen vanaf groep 3 die de technische vaardigheden lezen, rekenen, spellen en schrijven al goed beheersen.
– Meestal zijn dit kinderen bij wie de interesse naar diverse zaken zo groot is, dat het aanbod in de huidige groep onvoldoende aansluit en/of uitdaagt.
– Kinderen die in oktober, november en december, na hun 4e verjaardag, op school komen, moeten gezien worden als een groep 1 leerling. Dit zijn zg. herfstkinderen.
Voor het versnellen van een groep gelden de volgende afspraken:
– De leerkracht heeft een grote didactische voorsprong waargenomen bij de leerling.
De IB-er voert een gerichte didactische niveaubepaling uit.
Bij een voorsprong van 7-12 maanden wordt het lesstofaanbod aangepast. Bij een voorsprong van 12 of meer maanden, wordt vervroegde doorstroom overwogen. Een passend leerstofaanbod dreigt de leerling te isoleren van de groep of de leerkracht te overvragen.
– Het ontwikkelingsniveau van de kleuter wordt getoetst aan de instroomeisen van de leerlingen van groep 3. De leerling moet zich ten minste kunnen meten met een gemiddelde tot goede leerling van groep 3.
– Uit groepsplannen en/of individueel hulpplan moet blijken dat er al meerdere periodes extra uitdaging is geboden en dat dit onvoldoende effect heeft gehad.
– Het kind is meerdere malen ter sprake gebracht in het LZT en voldoet aan de gestelde criteria. Met behulp van een toolkit (DHH) wordt vastgesteld of de leerling kenmerken vertoont van begaafdheid en in staat is om grote leerstappen te maken.
– Naast de ontwikkeling van taal/denken en reken/wiskunde, wordt ook gekeken naar aspecten als sociaal emotioneel functioneren en welbevinden, wereldverkenning en motorische ontwikkeling. Mogelijke risicofactoren met betrekking tot een leer- of ontwikkelingsstoornis, faalangst, en werk- en leerstrategieën van de leerling worden besproken en indien nodig wordt hiervoor gerichte begeleiding ingezet.
– Het LZT moet er van overtuigd zijn dat er een grote kans bestaat dat de versnelling een meerwaarde heeft.
– Met ouders en leerkracht van de opvolgende groep wordt een mogelijke versnelling besproken als de leerlingenbespreking daartoe besluit (eerste gesprek in februari, vervolggesprek in maart en evt. juni). In het LZT wordt gekeken naar de belasting van de volgende groep, de belasting van de leerkracht en het pedagogisch klimaat van de ontvangende groep. Er wordt gekeken op welke punten de leerling begeleiding nodig heeft.
– Bij twijfel kan advies ingewonnen worden bij een externe instanties (bijvoorbeeld OA)
– In de periode na het eerste gesprek met ouders, wordt de extra uitdaging voortgezet of aangepast totdat het kind opgenomen is in de opvolgende groep.
– Na een versnelling wordt het traject van extra uitdaging indien nodig voortgezet.
– In het nieuwe schooljaar houdt de leerkracht de eerste tijd regelmatig contact met de ouders ten aanzien van vorderingen en welbevinden van het kind
– Het proces rond de versnelling wordt gedocumenteerd en opgenomen in het dossier van het kind.
Procedure en tijdpad kinderen uit groep 1 die halverwege het schooljaar naar groep 2 gaan:
November |
a. Peilpunt 5. b. Cito fonemen en letters B2 (Z) / PLD gr. 2 (O) c. Met de ouders tijdens 1e rapportavond bespreken afspreken: a. IB-er voert een gerichte didactisch niveaubepaling uit. Met behulp van de DHH worden de onderwijs en begeleidingsbehoeften in kaart gebracht. Het lesstofaanbod wordt aangepast. De komende maanden wordt het kind getoetst. (TAK en UGT-R en extra observatie door IB’er). b. Vervolgafspraak na invoeren DHH. d. IB’er bespreekt de leerling in het LZT. |
Januari |
a. Cito Taal voor kleuters en Rekenen voor kleuters M2 b. PLD groep 2. c. IB’er bespreekt de leerling in het LZT. d. Evaluatie lesstofaanbod |
Februari |
a. Peilpunt 3 en peilpunt 6. b. Beslissing wel/niet doorgaan naar 2. Beslissingsblad 1 en 2 invullen. (bijlage 1 en 2). c. Oudergesprek in aanwezigheid van de IB-er (verslag ook naar de ouders). Tijdens het oudergesprek met de ouders bespreken: a. Het is geen garantie voor het kind dat het automatisch doorgaat naar groep 3. b. Een nadeel voor het kind kan zijn dat het altijd de jongste van de klas blijft. c. In het LZT wordt de beslissing voor de voorjaarsvakantie genomen. d. Het kind gaat na de voorjaarsvakantie naar groep 2. e. Eventueel traject van extra uitdaging voortzetten. |
Procedure en tijdpad kinderen uit groep 2 die halverwege het schooljaar naar groep 3 gaan:
September |
a. Peilpunt 5. b. De leerling wordt gesignaleerd door de leerkracht. De leerling wordt besproken in het LZT. c. Met de ouders tijdens 1e rapportavond bespreken: IB-er voert een gerichte didactisch niveaubepaling uit. Met behulp van de DHH worden de onderwijs en begeleidingsbehoeften in kaart gebracht. d. Gesprek met de leerling. e. Het lesstofaanbod wordt aangepast. Leerling krijgt leerstof aangeboden uit groep 3. f. Vervolgafspraak na invoeren DHH.
|
November |
g. Peilpunt 6. h. Evaluatie lesstofaanbod. i. Oudergesprek in aanwezigheid van de IB-er (verslag ook naar ouders) j. Beslissingsblad versnellen invullen. k. Afstemming met leerkracht groep 3, ondersteuningsbehoeften in kaart brengen. l. Lln. gaat een aantal dagdelen meedraaien in de groep waarin hij komt. |
Januari |
m. Leerling zit in groep 3. |
Procedure en tijdpad groep 3 t/m 7:
Oktober |
a. Tijdens groepsbespreking wordt de desbetreffende leerling gesignaleerd. b. De leerling wordt in het LZT besproken. De leerkracht zit hierbij. c. Tijdens de eerste rapportavond wordt de signalering met de ouders gedeeld. d. De procedure wordt uitgelegd. |
Januari/februari |
a. De toets resultaten worden tijdens de tweede groepsbespreking besproken. b. Na de reguliere toetsen wordt het kind door getoetst. c. De leerling wordt opnieuw in het LZT besproken. d. Een gesprek met ouders in aanwezigheid van de IB’er |
Maart |
a. Beslissingsblad Versnellen groep 3 t/m 7 (bijlage 6) b. Leerling wordt in het LZT besproken. Ouders zijn daarbij aanwezig. In overleg wordt de beslissing genomen dat het kind na de zomervakantie een groep overslaat. c. Vervolgstappen worden met de ouders besproken: a. Gesprek met het kind. b. Het kind krijgt leerstof (met name rekenen) aangeboden uit de groep die het kind overslaat (lkr. en IB’er maken een plan) |
Mei |
a. Resultaten worden in het LZT besproken. |
Juni |
a. Leerling wordt in het LZT besproken. Ouders zijn hierbij aanwezig, evenals de leerkracht van de groep waar de leerling na versnelling heen gaat. b. Lln. gaat een aantal dagdelen meedraaien in de groep waarin hij komt. c. Beslissingsblad Versnellen groep 3 t/m 7 opnieuw bekijken (bijlage 6) d. Besluit wordt genomen. |
Uitvoering, verslaglegging en evaluatie
De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de evaluatie van het reguliere lesstofaanbod na elk blok. De begeleider van de werkgroep noteert de vorderingen in het logboek. De leerkracht heeft regelmatig contact met de begeleider van de werkgroep over inzet en vorderingen van de leerling.
Voor de verslaglegging in de DHH zijn zowel de groepsleerkracht als de IB verantwoordelijk. Wij streven ernaar dat op groepsniveau leerlingen in een groep ontwikkelingsgelijken gezet worden.
De leerkracht evalueert na 6 weken samen met de leerling het persoonlijke leerdoel. Hierna wordt besloten om het leerdoel bij te stellen of een nieuw leerdoel te formuleren.
Er wordt gekeken wat de positieve punten en knelpunten waren bij het maken van de
aanpassingen van het leerstofaanbod en bij de aanpassingen ten aanzien van de pedagogische aanpak.
Evaluatie met de leerling
· Wekelijks kort gesprek over welbevinden en vorderingen.
· Na 6 weken wordt het persoonlijke leerdoel geëvalueerd.
· op lange termijn 4 maanden met ouders, leerkracht en IB-er.
Evaluatie met de ouders
· op de korte termijn 6-8 weken (leerkracht).
· op lange termijn elke 4 maanden (leerkracht, leerling, IB).
Benodigde competenties
De zorgstructuur en het pedagogisch en didactisch klimaat van de school moeten aan een aantal eisen voldoen om te kunnen garanderen dat goed onderwijs voor meer of hoogbegaafden leerlingen gerealiseerd kan worden. De competentieprofielen voor onderwijs aan (hoog)begaafden zijn ontleend aan de inspectiestandaarden. Hierbij denken we aan:
· De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen.
· De school beschikt over een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van (prestaties en ontwikkeling van) leerlingen.
· De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
· De school heeft procedures om zorgleerlingen vroegtijdig te signaleren.
· De school analyseert de hulpvragen van de leerlingen die uitvallen.
· De school gaat de effecten na van de extra begeleiding.
· De school zorgt voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
· De school draagt zorg voor extra begeleiding van leerlingen die zorg behoeven.
Borging van kwaliteit
Het bewaken van de kwaliteit is een belangrijk onderdeel in de zorg voor meer en hoogbegaafde leerlingen. Om deze zorg te waarborgen komt dit onderwerp twee keer per jaar op de agenda tijdens de evaluatievergaderingen. De school stelt zich ten doel het beleid zodanig te borgen dat dit niet afhankelijk is van individuele inspanningen. Voor de begeleiding van de groep meer en hoogbegaafden is de IB-er verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. In geval van langdurige afwezigheid zorgt de directie voor een goede vervanger.
Kwaliteitskaart en cyclus
Het op peil brengen van de benodigde competenties geschiedt na vaststelling van dit plan op de volgende wijze:
1. Analyse van de huidige competenties met de kwaliteitskaart.
2. Ontwikkelen en uitvoeren actieplannen, waarin de doelstellingen worden gerealiseerd. Dit zijn plannen op schoolniveau, op bouwniveau en op persoonlijk niveau.
3. Vier keer per jaar komt de werkgroep meer- en hoogbegaafden bijeen en wordt het beleidsplan geëvalueerd, aangepast en geborgd. Twee keer per jaar wordt de voortgang besproken in de evaluatievergadering van het team. Daarnaast is er twee per jaar een apart evaluatiemoment met de begeleiders van de werkgroepen.
4. Ten aanzien van de resultaten van de inspanningen voor meer en hoogbegaafde leerlingen worden tevens de leerlingen en hun ouders bevraagd op schoolbeleving van het kind.
5. Eens per vier jaar wordt aan de hand van de ‘Kwaliteitskaart’ beoordeeld of de doelstellingen zijn gerealiseerd. Hiertoe wordt de kwaliteitskaart opgenomen in het vierjaarlijks schema van kwaliteitsmeting.
Relatie tot het zorgplan
Het beleid voor onderwijs aan meer en hoogbegaafde leerlingen vormt een onderdeel van het zorgplan. Als zodanig zal na vaststelling een samenvatting van dit plan en een verwijzing naar dit plan in het zorgplan opgenomen worden.
Bijlagen
Bijlage 1: doelen en vaardighedenlijst
Leerproces
· Wat wil ik dat de leerling leert? (omschrijven leerdoel, tussendoelen)
· Welke leermiddelen kan ik gebruiken om het doel te behalen?
· Hoe organiseer ik het leerproces (instructie, feedback)
· Hoe evalueer ik of de leerling het doel heeft bereikt?
· Wat is het volgende doel waarnaar we kunnen streven?
|
Leerdoelen ‘leren leren’
|
Leerdoelen ‘leren denken’
Leerdoelen leren (voor het) leven
|
Bijlage 2: protocol werkgroepen
Protocol werkgroepen (groep 5 t/m 8, afhankelijk van beschikbare begeleiding)
Voorwaarden om mee te kunnen doen met het programma van de werkgroepen:
· Leerling scoort voornamelijk een A of een A+ score op de toetsen van vorig schooljaar.
· Leerling is in staat om naast het reguliere onderwijsaanbod extra verrijkingstaken aan te kunnen. De resultaten van de reguliere toetsen blijven op niveau.
· Kinderen moeten in overleg met de ib’er een keuze maken uit het aanbod.
· Werkgroepen bestaan uit maximaal 5 kinderen.
· De werkgroepen starten eind september/begin oktober.
Beoordeling:
· Kinderen maken het gekregen huiswerk. Dit wordt beoordeeld door diegene die de werkgroep begeleid. Zij/hij geeft een normering voor inzet en resultaat.
· De toetsen in de methode worden gemaakt. Hier krijgen de kinderen een normering voor.
· Over de normering van het huiswerk en de toetsen wordt een gemiddelde berekend.
· Dit cijfer komt op het rapport bij opmerkingen.
Taken leerkracht:
· Selecteert leerlingen i.o.m. de ib’er.
· Creëert tijd om het huiswerk te maken ( in de tijd die ontstaat door het compactprogramma).
· Toont interesse naar leerlingen die deelnemen aan een werkgroep.
· Heeft overleg met de ib’er.
· Informeert ouders (vooraf telefonisch/mail/gesprek) van de betreffende kinderen.
Taken Ib’er:
· Selecteert met de leerkrachten welke kinderen in aanmerking komen voor deelname aan een werkgroep.
· Zoekt en begeleidt ouders.
· Heeft contact met de leerkrachten en volgt de leerlingen van de werkgroepen.
· Maakt het rooster en zorgt voor beschikbare ruimte.
· Bestelt de materialen.
Bijlage 3: kwaliteitskaart
Kwaliteitskaart begaafde leerlingen
Domein: zorgprofiel WSNS
Object: meer- en hoogbegaafde leerlingen
Standaard: de school biedt meer- en hoogbegaafde leerlingen ondersteuning en gelegenheid een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling door te maken.
indicatoren |
|
score — ++ |
1 |
De teamleden van de school zijn in voldoende mate geïnformeerd over de behoeften van meer- en hoogbegaafde leerlingen en hebben de bereidheid deze leerlingen adequaat te helpen.
|
1 2 3 4 |
2 |
De school is gericht op vroegtijdige onderkenning van meer- en hoogbegaafde leerlingen.
|
1 2 3 4 |
3 |
De teamleden van de school zijn in staat de benodigde gegevens voor onderkenning van meer- en hoogbegaafdheid te verzamelen.
|
1 2 3 4 |
4 |
De school heeft een terzake kundige coördinator voor onderwijs aan meer- en hoogbegaafden.
|
1 2 3 4 |
5 |
De taakverdelingen met betrekking tot de hulp aan meer-en hoogbegaafde leerlingen zijn helder geformuleerd.
|
1 2 3 4 |
6 |
De aanpassingen voor meer- en hoogbegaafde leerlingen zijn gericht op een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling.
|
1 2 3 4 |
7 |
De aanpassingen voor meer- en hoogbegaafde leerlingen bieden deze leerlingen voldoende uitdaging en arbeidsvreugde.
|
1 2 3 4 |
8 |
De school heeft een beleidsplan meer- en hoogbegaafde leerlingen dat past binnen het zorgbeleid van de school. |
1 2 3 4 |